Voor Sal van Son werd een dag later duidelijk waaraan hij was ontsnapt: er was helemaal niemand meer. Alle 1.278 mensen, patiënten en personeel, waren afgevoerd, op weg naar Auschwitz, letterlijk op elkaar gestapeld in veewagons. Niemand van hen zou het overleven.
Het werd doodstil in het Apeldoornsche Bosch, dat toen nog een eind buiten Apeldoorn lag. En het blééf doodstil. De gebouwen kregen na de oorlog een andere bestemming en het leven ging door, maar over wat zich hier had afgespeeld, werd niet gesproken. Zelfs onder mensen die zich wat meer verdiepten in de Tweede Wereldoorlog en in de Jodenvervolging, bleef de gewelddadige ontruiming van het Apeldoornsche Bosch een onbekend verhaal.
Ik woon al 35 jaar in Apeldoorn en ben bovengemiddeld geïnteresseerd in de jaren ‘40–’45. Maar ook ik hoorde pas in 2012, via mijn werk voor het Nationaal Fonds voor Vrede, Vrijheid en Veteranenzorg - oftewel het Vfonds-, voor het eerst van het drama dat zich hier heeft voltrokken. En ik vrees dat er nog steeds best veel Apeldoorners en andere Nederlanders zijn die deze geschiedenis niet kennen.
Het werd hoog tijd dat dat veranderde. Hoog tijd dat we licht werpen op deze verstopt gebleven, duistere geschiedenis. En beter laat dan nooit. Want hoe onbekend ook, het drama van het Apeldoornsche Bosch, maakt deel uit van onze geschiedenis. En zit hoe dan ook in ons. Als een slecht geheelde wond, een lelijk litteken, verstopt onder vele lagen kleding.
We herdenken dit jaar dat we 75 jaar geleden werden bevrijd. We vieren 75 jaar vrijheid en democratie. Daarvoor is en blijft het nodig, dat we leren van het verleden en dat we het menselijk falen en het menselijk lijden onder ogen durven zien. Onze rechtsstaat kan niet bestaan zonder dat we beseffen wat we verdedigen. En daarvoor is het nodig dat we de geschiedenis in het gezicht kijken. Dat we de lagen kleding verwijderen en het litteken onder ogen zien.
Ik beschouw dit herinneringscentrum als een geschenk. Een geschenk voor ons allemaal. Dat ons helpt ons collectieve geheugen weer op te frissen en ons duidelijk maakt waar het ook weer allemaal om gaat.
Ik ben de initiatiefnemers dan ook zeer dankbaar. En ik hoop van ganser harte dat dit een plek wordt waar heel veel mensen naartoe komen. Zodat het lot van al die 1278 mensen eindelijk aan de vergetelheid onttrokken wordt. Want al deze mensen hadden een gezicht, een naam en een kloppend hart. Net zoals wij allemaal.
Tot slot: Eli Asser, die ternauwernood ontsnapte, kampte zijn hele verdere leven met een gewetensconflict. Zijn vlucht redde hem het leven, maar was hem ook tot last. Over deze worsteling heeft hij later een toneelstuk geschreven, onder de titel Aan de Vooravond. Deze voorstelling is eind april en begin mei in Orpheus te zien en ik breng hem bij dezen graag onder uw aandacht. Deze voorstelling en de opening van dit herdenkingscentrum zijn waardevolle mijlpalen in een gedenkwaardig jaar.
Ik dank u hartelijk.