Uitvoeringsvoorwaarden aanpak gevels historische binnenstad

Uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van het bevorderen van de beeldkwaliteit van de binnenstad in de gemeente Apeldoorn. De subsidie wordt alleen verstrekt als de werkzaamheden volgens de uitvoeringsvoorwaarden zijn uitgevoerd.

0. Algemeen

  1. Toe te voegen elementen dienen op een zodanige wijze te worden ingepast dat dit geen consequenties heeft voor de historische vormgeving of detaillering (bijvoorbeeld, nieuwe winkelpuien dienen aan te sluiten bij de bovenliggende gevel);
  2. Alle bij de voorbereiding, planvorming, uitvoering en controle van de werkzaamheden betrokken partijen (eigenaar, architecten, opzichters, aannemers, uitvoerders, onderaannemers etc.) dienen voordat met de werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt van deze uitvoeringsvoorschriften op de hoogte te worden gebracht
  3. Indien tijdens de werkzaamheden historische bouwsporen of archeologisch interessante sporen worden gevonden dan dient hiervan het college zo spoedig mogelijk in kennis te worden gesteld. Verplaatsing of vernietiging van de vondsten mag niet plaatsvinden zonder schriftelijke toestemming van het college.

DE NAVOLGENDE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN ZIJN ALLEEN VAN TOEPASSING OP DE
HISTORISCHE GEVELELEMENTEN.

1. Metselwerk, voegwerk en pleisterwerk

  1. Gevelreiniging is niet toegestaan;
  2. Het hydrofoberen van gevels is niet toegestaan;
  3. Het toepassen van steenverstevigers is niet toegestaan;
  4. Het inboeten van het metselwerk dient met bijpassende stenen, gelet op kleur, hardheid, afmeting en metselverband, te worden uitgevoerd;
  5. De samenstelling dient aan de hardheid van de steen te zijn aangepast;
  6. Het nieuwe voegwerk dient in kleur en uitvoering met het bestaande werk overeen te komen;
  7. De voegen dienen in verband met een goede hechting van de voegspecie minimaal 2,5 cm te worden uitgehakt. Dit uithakken dient uitsluitend met de hand of indien pneumatisch, met een fijne beitel te geschieden. Het uitslijpen van de voegen is slechts toegestaan met gebruikmaking van een zo klein mogelijke slijptol (bij voorkeur voorzien van een afzuiging) in verband met mogelijke beschadiging van de steen;
  8. Bij uithakken van bestaand voegwerk mogen smalle stootvoegen niet worden verbreed;
  9. Het ophakken van stootvoegen is niet toegestaan;
  10. De samenstelling van het pleisterwerk dient aan de hardheid van de onderliggende steen en in kleur en afwerking op het bestaande werk te zijn aangepast;
  11. Het gebruik van sierpleisters is niet toegestaan zonder schriftelijke toestemming van het college of benodigde vergunning.

2. Timmerwerk

  1. De te vervangen houten onderdelen dienen op historisch verantwoorde wijze te worden uitgevoerd, waarbij de bestaande detaillering en vormgeving, indien juist, als uitgangspunt dient;
  2. De details dienen, voordat met de werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt, ter goedkeuring te worden overlegd aan het college;
    a. de te vervangen houten onderdelen moeten dezelfde zwaarte en profilering krijgen als de bestaande. Van de bestaande houten onderdelen dienen de delen ter controle te worden bewaard;
    b. de toe te passen houtsoorten dienen overeenkomstig het bestaande werk te zijn;
  3. Tropische hardhoutsoorten dienen zo weinig mogelijk te worden toegepast. Als goed alternatief kan dienen 'Oregon Pine', kwaliteit, "Clear and better";
  4. Toepassing van multiplex, kunststof, kunststofverlijmde vezelplaten en hiermee vergelijkbare plaatmaterialen ten behoeve van herstel van dakgoten, windveren, dekplanken, gevel en dakbeschoeiingen is niet toegestaan;
  5. Gaten in houten gootbodems ten behoeve van zinken of koperen gootbekleding dienen 0,5 cm wijder dan de betreffende tapeinden te zijn.

3. Schilderwerk

  1. Alvorens met de werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt dient aan het college ter goedkeuring te worden voorgelegd:
    a. voorstel kleurkeuze, dit voorstel dient historisch verantwoord te zijn;
    b. voorstel voor verfsysteem.
  2. Het schilderwerk dient in overeenstemming met het gestelde in het basisverfbestek (onderhoud en nieuwbouw) te worden uitgevoerd;
  3. De te schilderen delen dienen goed in de grondverf te worden gezet;
  4. Het schilderen van pleisterwerk of natuursteen dient uitsluitend met een glad opdrogende verf te geschieden. In verband met de waterhuishouding in de constructie dient het verfsysteem aan het over te schilderen type pleisterwerk of natuursteen te worden aangepast. Het gebruik van sierpleister is niet toegestaan zonder schriftelijke toestemming van het college of benodigde vergunning;
  5. Afkitten van naden en kieren in geveltimmerwerk;
  6. Deze dienen opgevuld en strak te worden afgewerkt met een 2-componenten vulmiddel;
  7. Naden tussen kozijnen en metselwerk of tussen kozijnen en natuursteen mogen niet worden afgedicht met behulp van PUR-schuim of kit;
  8. Plamuur dient spaarzaam te worden toegepast.

4. Natuursteen

  1. Het toe te passen natuursteen dient op ambachtelijke wijze door middel van hakken, frijnen e.d. te zijn verwerkt;
  2. De te vervangen natuursteen onderdelen c.q. constructies dienen overeenkomstig bestaande, historisch juiste detaillering te worden uitgevoerd. Details dienen voor de aanvang van de werkzaamheden ter goedkeuring te worden overlegd aan het college; 
  3. Het impregneren en toepassen van steenverstevigers ten behoeve van gevels, gevelelementen en ornamenten is niet toegestaan.

5. Diversen

  1. Het glaswerk dient in het bestaande historische raam te passen;
  2. Bij onderhoud of herstel van smeedijzeren onderdelen zoals gevelankers en ander siersmeedwerk dient al het ijzerwerk volledig van oude verflagen en roest te worden ontdaan.
Uw Reactie
Uw Reactie